Einde van de veerdiensten
Historicus Jacques Moerman vertelt in deze zevende blogpost over het einde van de veerdiensten. De andere blogposts over de geschiedenis van de Delflandse trekvaarten vind je hier.
De concurrent van de veerdienst over water
Het trekpad Delft-Maassluis heeft lange tijd dienstgedaan, maar omstreeks 1870 werd het minder belangrijk voor het openbaar vervoer. De rijweg Delft-Maassluis was door een gedeeltelijke verharding sterk verbeterd. De stad ondernam daarom pogingen om van de onderhoudsplicht van het trekpad af te komen. De polderbesturen toonden echter aan, dat er nog steeds druk gebruik van werd gemaakt. Desondanks werd de officiële veerdienst door de stad Delft op 1 januari 1871 opgeheven. Drie schippers uit Maassluis, Van der Wel, De Jong en Van der Lee, voeren zelfstandig door tot 1891.
De opkomst van de omnibus – een rijtuig met banken voor maximaal tien personen, getrokken door één of meer paarden – werd echter al snel een stevige concurrent van de veerdienst over water. Vanaf 20 april 1888 verzorgde de firma S. Zwaard een geregelde omnibusdienst tussen Delft en Maassluis. Een rit tussen beide plaatsen kostte 35 cent, naar Schipluiden 15 cent en Maasland 25 cent. Voor het vertrek speelde de koetsier op een koperen trompet een melodietje. Als het rijtuig vol was, moesten de reizigers in de eerste jaren toch weer de trekschuit nemen.
Stoomtramverbinding Maassluis-Delft
De veerdienst Vlaardingen-Delft hield in 1891 officieel op te bestaan, maar de schippersfamilie De Willigen voer toch nog enkele tientallen jaren door. Toen in 1912 de stoomtramverbinding Maassluis-Delft gereedkwam, die ook voor personenvervoer bestemd was, probeerde Delft opnieuw het onderhoudscontract te ontbinden. Deze keer bracht de stad de kwestie zelfs tot bij de Kroon, maar de uitspraak op 11 september 1914 maakte duidelijk dat Delft het pad moest blijven onderhouden. Ook het overzetveer bij het rechthuis/veerhuis van Zouteveen moest in de vaart blijven. De kosten hiervan (zie het overzicht uit 1915) kwamen voor een deel ten laste van de gebruikers.
De laatste bodeschipper
Als middel van openbaar vervoer was de trekschuit inmiddels geheel uit Midden-Delfland verdwenen. Een aantal lokale bodediensten (beurtschippers) verzorgden nog tot in de jaren dertig van de vorige eeuw vrachten per schuit naar en van Delft, zoals C. Verkade in Maasland en Willem Dijkshoorn en Kees Koppert in Schipluiden. Slechts enkele schippers maakten in die tijd nog gebruik van een jaagpaard of een jager die in de lijn liep. Dirk van der Lee uit Maassluis was tot de jaren zestig de laatste bodeschipper in de route Delft-Maassluis. Hij bezorgde met zijn motorschuit onder andere bier bij de plaatselijke café’s langs de voormalige trekschuitroute. Tuinders uit de Oostgaag in Maasland gebruikten tot de jaren zestig de kade langs de Noordvliet om hun producten naar de veiling bij Huis ter Lucht te brengen. Dit gebeurde tot dezelfde periode op de kaden langs de vaarten naar de ‘Delftsche Groentenveiling’ in Den Hoorn. Daarna verviel het vervoer over het water bijna geheel.
Delft bleef nog lang eigenaar van een groot deel van de oorspronkelijke jaagroute naar Maassluis, namelijk van enkele aaneengesloten stukken tussen Schipluiden en het gemaal van de Holierhoekse- en Zouteveense polder en de gehele kade langs de Noordvliet, vanaf de Vlaardingse Vaart tot de Zuidgaag. Pas met de Reconstructie van Midden-Delfland in de jaren tachtig van de vorige eeuw kwamen alle kaden van de jaagroute aan het Hoogheemraadschap van Delfland.
Jacques Moerman
Jacques Moerman is historicus en onderzoeker. Hij publiceert over onderwerpen uit de regionale-historie (omgeving Delft). Ook geeft hij hierover lezingen. Zijn specialisme is het overzeese erfgoed van de VOC en WIC. Tevens is hij voorzitter van Historische Vereniging Oud-Schipluiden en van Museum Het Tramstation. Voor PUUUR deelt Jacques verhalen over de Delflandse trekvaarten.